zondag 1 november 2015

Welkom op mijn weblog


Ik zal op hier een aantal van mijn opdrachten met jullie delen die ik voor mijn opleiding aan de pabo moet doen. Ik zal mij zelf eerst even voorstellen; 

Ik ben Chantal Bosman en momenteel ben ik 17 jaar jong.  Ik studeer pabo aan de Hogeschool Utrecht op het instituut Theo Thijssen. Momenteel zit ik in het 1e jaar van mijn opleiding en gedurende de opleiding, die 4 jaar duurt, zal ik hier dus mijn opdrachten delen.

Op deze blog komen de volgende opdrachten in blok A te staan;
Voor muziek:
- Een grafische partituur voor de bovenbouw
- Een les over een lied aanleren
- Een luisteropdracht

Voor beeldend onderwijs:
- 3 reflecties van beeldende opdrachten
-  Een lesvoorbereiding
- Een overzicht met selfies van alle opdrachten



Luisteropdracht voor de bovenbouw

Bij deze opdracht heb ik gekozen voor het nummer Nanana van Jeroen van der Boom.
Vervolgens heb ik een les voorbereid op basis van het stappenplan, die vermeld staat op bladzijde 137 van het boek Nieuw Geluid


Stap 1: Luister naar het muziekstuk dat je wilt gebruiken en focus inhoudelijk op de diverse kwaliteitscriteria. Ga op zoek naar betekenis, vorm, klankaspecten en bepaal welke luisterstijlen gestimuleerd worden.
Ik heb voor dit nummer gekozen, omdat het gaat over het najagen van je dromen. Kinderen op de basisschool hebben natuurlijk ook dromen. Ik vind het belangrijk dat kinderen een realistische blik hebben op hun toekomst, maar dat kinderen en ook volwassen toch blijven proberen om hun dromen na te jagen. Want naar mijn mening zijn dromen nooit verkeerd. 
- De klankaspecten in dit nummer zijn vooral snelle klanken. In het refrein worden er hogere klanken gebruikt dan in de coupletten 
- De vorm in dit nummer is dat de coupletten elke keer afgewisseld worden met het refrein. Na elk couplet volgt een refrein.
- De betekenis in dit nummer is dat je je dromen na moet jagen. Hard werken loont, geloof in jezelf en blijf in je dromen geloven zijn belangrijke onderdelen in dit nummer. 
Bij het beluisteren van dit nummer komen er veel luisterstijlen aan bod.  De analytische luisterstijl is goed mogelijk bij dit nummer, want de tekst is Nederlands waardoor veel kinderen naar de tekst en de betekenis hiervan zullen luisteren. De motorische luisterstijl past ook goed bij dit nummer, doordat het nummer een aanstekelijk ritme en tekst heeft is het goed mogelijk dat kinderen het ritme mee tikken op de tafel. Tevens is de creatieve luisterstijl ook goed mogelijk, want door de Nederlandse tekst kunnen kinderen snel een beeld krijgen over hun eigen dromen.

Stap 2: Vraag je af hoe kinderen luisteren en wat je de kinderen kunt laten ontdekken met dit muziekstuk.
Ik verwacht dat de kinderen vooral naar de snelle melodie en naar de tekst zullen luisteren. De kinderen zullen hierbij het meeste de analytische luisterstijl en de creatieve luisterstijl gebruiken, omdat de kinderen goed naar de tekst en melodie luisteren hier wellicht een beeld bij zullen vormen.

Stap 3: Bepaal welke opdrachten je wilt koppelen aan het stuk
De opdracht die ik aan dit stuk wil koppelen bestaat uit 2 delen. Bij het eerste deel laat ik het nummer nogmaals horen, hierbij moeten de kinderen opschrijven wat zij denken wat de betekenis van de songtekst is. Wat wordt er met de tekst bedoeld? Welke boodschap brengt dit nummer naar buiten? Dit zijn vragen die in het eerste deel een belangrijke rol zullen spelen. Wanneer de kinderen dit opgeschreven hebben zullen we bespreken wat er wordt uitgesproken met dit nummer. Vervolgens in het tweede deel van deze opdracht laat ik het nummer nog een keer horen en deel ik ondertussen A4-vellen uit. De opdracht is dat de kinderen een tekening maken en de songtekst met hun eigen woorden herschrijven. Ik wil dat de kinderen vervolgens hun eigen dromen gaan tekenen op het papier. De bedoeling van de opdracht is dat de kinderen hun eigen dromen op papier weergeven. In feite schrijven/maken de kinderen dus hun eigen versie van de songtekst. Naast de tekening schrijven de kinderen een eigen songtekst aan de hand van hun tekeningen die over dromen gaan. Bij het maken van deze tekst krijgen de kinderen een werkblad waarbij er open plekken zijn om hun eigen dromen in te vullen. Aan het einde van de les mogen de kinderen in hun tafelgroep hun tekeningen aan elkaar laten zien, en bespreken de kinderen hun dromen met elkaar, waarbij de kinderen ook hun eigen songtekst laten zien.Tevens laat ik een voorbeeld zien waarbij ik mijn tekeningen omzet in een eigen versie van de songtekst.

Stap 4: Beschrijf wat de kinderen doen (analyseren, bewegen, lezen, noteren, creëren, musiceren, enz.).
De kinderen luisteren de eerste twee keer actief naar het nummer. Waarmee vooral gedoeld wordt op de betekenis van het nummer. Bij de verwerkingsopdracht creëren de kinderen hun eigen versie van de dromen. 

Stap 5: Kies een didactische werkvorm voor de activiteit
De didactische werkvorm bij deze opdracht is noteren. De kinderen noteren in de vorm van een tekening en een songtekst hun eigen dromen.

Stap 6: Bekijk of je gebruik kunt maken van coöperatief leren
Tijdens de opdracht zelf wordt er geen gebruikt gemaakt van coöperatief leren. Dit is niet mogelijk want iedereen heeft zijn eigen dromen en die kun je dus niet samen maken en verzinnen. Tijdens de verwerking en de bespreking van deze opdracht kan er wel gebruik gemaakt worden coöperatief leren, want de leerlingen bespreken onderling hun opdrachten en wisselen hier gedachten over uit. 

Stap 7: Zorg voor een verrassende opening van de opdracht
Ik open de les door middel van een kort spel. Ik laat via de computer een aantal muziekinstrumenten horen terwijl de leerlingen staan. Wanneer de triangel te horen is gaan de kinderen zitten en anders blijven de kinderen staan. Zo doe ik een aantal rondes. Ben je af omdat je ging zitten of staan op het verkeerde moment? Dan blijf je op je stoel zitten.

Stap 8: Bedenk hoe je de opdracht wilt nabespreken
De kinderen overleggen hun eindproduct met elkaar. Ze bespreken elkaars dromen en wisselen gedachtes hierover uit. Het einde van de les gebeurd klassikaal, waarbij ik zelf een voorbeeld geef van mijn dromen en de bijbehorende songtekst.

Stap 9: Laat, voor je in de praktijk aan de slag gaat, een willekeurig iemand dezelfde opdracht doen. Bekijk of je de opdracht moet aanpassen. Bespreek je bevindingen met de ander.
Ik heb deze opdracht met mijn neefjes gedaan. Mijn neefjes gaven aan dat ze het een leuke opdracht vonden, omdat het op moderne muziek is in plaats van op klassieke muziek. Ze gaven wel aan dat ze het lastig vonden om bepaalde dromen uit te tekenen. Daarentegen vonden ze het aanpassen van de songtekst op het werkblad wel erg leuk.

Stap 10: Pas naar aanleiding van je bevinding de opdracht eventueel aan
De opdracht duurde bij mijn neefjes ongeveer 45 minuten. In een klas met veel kinderen doe je hier natuurlijk langer over. Om de opdracht korter te kunnen maken zou ik niet hele nummer 3 keer hoeven laten horen maar kan ik ook 2 keer alleen fragmenten laten horen en alleen de eerste keer het volledige nummer. Tevens zou ik een vastgestelde tijd voor het tekenen kunnen aangeven.

Lesvoorbereiding voor beeldend onderwijs

Deze lesvoorbereiding in gebaseerd op de les 'Een stadspark in herfstsferen'.

1. Onderwijsdoel
Betekenis:
De opdracht is om met een stadspark in hertsferen op papier te maken met plakkaatverf en kwasten. Het is buiten herfst en de blaadjes vallen van de bomen. Dit is een beweegreden om te beginnen met deze opdracht. De beginsituatie in mijn stageklas is dat de kinderen al vaker hebben gewerkt met plakkaatverf, maar de kinderen hebben nog nooit me diepte gewerkt.

Vorm:
De kinderen mogen zelf vorm geven aan hun bomen en park. De kinderen moeten wel de beeldaspecten ruimte en kleur op de juiste manier in hun schilderij verwerken.
- Er moet diepte worden gevormd door middel van het verdwijnpunt met de horizon
- Er moet rekening gehouden worden met de kleuren. De opdracht is om een stadspark in herfstsferen te maken, dus de kleuren die gebruikt worden moeten in de gele, rode en bruine teint zitten.

Materiaal/Techniek:
De leerlingen gebruiken bij deze opdracht; potloden, A3-papier, kwasten en plakkaatverf in de primaire kleuren. De techniek die de kinderen leren bij deze opdracht is hoe er diepte gecreëerd kan worden. Dit gebeurd door middel van het verdwijnpunt op de getekende horizon. Ook leren de kinderen hoe ze hun gewenste kleuren vanuit de primaire kleuren kunnen verkrijgen door middel van mengen. 

Beschouwing:
Ik vraag de kinderen wat hun interpretaties zijn bij de herfst, wie het bos leuk vind en of iemand wel eens naar het park gaat. Vervolgens bekijk ik met de kinderen afbeeldingen van parken in de herfst, maar ook parken in de zomer. Hierbij denken de leerlingen na over wat voor verschillen ze zien, en wat voor kenmerken een herfstpark heeft.

Werkwijze:
Ik leg uit wat diepte precies inhoud aan de leerlingen. Vervolgens laat ik zien op wat voor manieren er diepte gecreëerd kan worden. Ik benadruk hierbij dat dit op verschillende manieren kan, maar dat we bij deze opdracht het verdwijnpunt gaan gebruiken. Tot slot bespreken we de kleurencirkel en leg ik uit hoe je kunt voorspellen wat voor kleur je krijgt als je twee kleuren met elkaar mengt. Zo krijgen de kinderen een duidelijke beeld van de kleurencirkel, en wat ze met de kleurencirkel kunnen doen. 

Onderzoek:
De leerlingen weten hoe je kleuren kunt mengen me behulp van de kleurencirkel en de kinderen kunnen verschillende manieren van diepte creëren toepassen.

2. Lesopbouw
Oriëntatie:
- Introductie:
Als introducerende opdracht deel ik per tafelgroep een aantal foto's en bladeren van bomen uit. De kinderen moeten samen in de tafelgroep gaan uitzoeken welke foto's en bladeren van een park in herfstsferen zijn en welke foto's en bladeren niet van de herfst kunnen zijn. Tijdens de opdracht loop ik rond zodat ik een goed beeld krijg hoe ver de kennis is in de groep. Afhankelijk van de opdracht die kinderen hebben gemaakt, bepaal ik of ik nog uitleg moet geven over parken en bomen in de herfst.
- Informatie:
Ik leg de kinderen uit dat, op de foto's die te zien zijn, het net lijkt alsof de bomen steeds kleiner worden en dat er steeds minder details zichtbaar zijn. Ik vertel hierbij dat dit diepte wordt genoemd. Vervolgens ga ik op het bord voordoen hoe je diepte kunt creëren door middel van het verdwijnpunt bij een horizon. In deze fase pak ik ook de kleurencirkel erbij. Ik geef uitleg over wat primaire kleuren zijn, wat je er mee kunt, en hoe je weet welke kleuren je moet mengen voor een bepaalde kleur. 
- Instructie:
Ik leg de opdracht uit en laat de kinderen vervolgens een schets maken van hun park met het verdwijnpunt er in. De kinderen krijgen hier ongeveer tien minuten de tijd voor. Tijdens het schetsen benadruk ik dat het verdwijnpunt in de opdracht echt verwerkt moet zitten, omdat anders de opdracht niet lukt. Als de kinderen klaar zijn met schetsen laat ik per tafelgroepje 1 kind een bakje halen met daarin de benodigde spullen(schaaltje met de verf in primaire kleuren, kwasten, bakje water en A-3 vellen). Vervolgens mogen de kinderen aan de slag met de opdracht.

Begeleiding:
Wanneer de kinderen aan de slag gaan met de opdracht, kies ik een vaste looproute. Ik zal gedurende de les rondjes blijven lopen om de kinderen te stimuleren en om vragen te beantwoorden. Wanneer er veel dezelfde soort vragen gesteld worden, dan leg ik de les even stil en beantwoord ik de vraag klassikaal.

Afronding:
Aan het einde van les krijgen alle kinderen een groene en een rode kaart. Op de groene kaart mogen de kinderen schrijven wat ze goed vonden gaan en waar ze trots op zijn bij deze opdracht. Op de rode kaart mogen de kinderen opschrijven wat ze de volgende keer beter zouden kunnen doen. Vervolgens worden de schilderijen op een plekje in de klas opgehangen. 

Vijf selfies met de beeldende opdrachten

Dit zijn de 5 selfies met de opdrachten van beeldend onderwijs. 1 Selfie ontbreekt, dit is van de bozbezbozzel, hier is een aantekening van gemaakt.

Opdracht 1:Stadspark in herfstsferen
















Opdracht 2: Ansichtkaart monster van Loch Ness

















Opdracht 3:De bozbezbozzel. Hiervan is dus geen selfie, maar wel een foto van het eindproduct.
















Opdracht 4: Monument der Wachtende

















Opdracht 5: Jugendstil poster

zaterdag 31 oktober 2015

Bronnen

Er is gebruik gemaakt van de volgende bronnen:

Nieuw geluid
Vrolijk, R. Nieuw geluid (2e druk). Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers

Eigenwijs
Haverkort. F. - Lei, R. van der - Noordam, L. Eigenwijs. liedbundel voor kinderen 4-12 
jaar (2e druk)

- Afbeeldingen van Google
- Youtube

donderdag 29 oktober 2015

Reflectie Stadspark in herfstsferen

Deze reflectieopdracht gaat over het schilderen van een stadspark in herfstsferen.

Betekenis:
De opdracht was een stadspark schilderen in herfstsferen. Hierbij moesten we een realistisch perspectief creëren door diepte in de tekening te verwerken.

Ik heb betekenis aan deze opdracht gegeven door afbeeldingen te gaan zoeken op internet. Al vrij snel kwam ik mooie afbeeldingen van parken in de herfst. Na een tijdje zoeken had ik een afbeelding gevonden die ik graag na wilde gaan schilderen. Mijn associaties met een stadspark in herfstsferen zijn vooral leuk en gezellig. In de herfst vind ik de bomen prachtig. Ik vind de kleur bladeren dan erg mooi afsteken tegen de omgeving. Tevens vind ik het erg gezellig en leuk om in de herfst in het bos te gaan wandelen met familie en vrienden. 

Vorm:
Zoals in het eindresultaat te zien is heb ik gebruik gemaakt van de beeldaspecten ruimtesuggestie, overlapping en plaatsing in het grondvlak. Bij de ruimtesuggestie zie je vooral dat er in de diepte is gewerkt. De tekening is 2D, maar om hier toch diepte in te krijgen moet je het beeldaspect ruimtesuggestie gebruiken. Er is ook te zien dat het werk van erg naar steeds minder erg gedetailleerd naar de horizon toe wordt. Dit is ook om dieptesuggestie op te wekken. Ik heb een horizon getekend en ik ben in perspectief gaan werken. Ook heb ik overlapping gebruikt in mijn eindproduct, dit heb ik gedaan omdat de takken en bladeren, door de diepte, in elkaar wegvallen. Plaatsing in het grondvlak is gebruikt om een goede compositie in de tekening te krijgen.

Materie:
De materialen zijn bij deze opdracht gebruikt:
-            - Plakkaatverf
-           -  Kwasten
-           -  Bakje water
-           -  Potlood en papier voor de schetsen
-           -  A3-papier voor het eindproduct
Ik vond het erg leuk om met deze materialen te werken, want met plakkaatverf kun je goed kleuren mengen naar eigen wens. Verder had het mij nog leuk geleken als we ook met natuurlijke producten mochten werken. Hiermee bedoel ik dat ik graag echte blaadjes in het eindproduct had willen verwerken. Dit had de opdracht uiteraard wel lastiger gemaakt.

Beschouwing:
Ik heb me laten inspireren door de afbeeldingen die ik op Google had gevonden. Een aantal foto’s hebben mij een goed beeld gegeven van dieptesuggestie. Maar de meeste afbeeldingen hebben mij een goed beeld gegeven van de warme kleuren die de bladeren en de bomen hebben. De PowerPoint uit de les heeft hierin ook een rol gespeeld. Door de PowerPoint kwam ik op nieuwe inzichten en heb ik ook nog inspiratie op kunnen doen. In mijn eindproduct is goed te zien dat ik de voorste bomen veel duidelijker heb gemaakt, dan de achterste bomen. Deze techniek heb ik vanuit de PowerPoint geleerd. 

Werkwijze:
De materialen waar bij deze opdracht gewerkt mee moest worden, waren bij mij al bekend. Op de middelbare school werd veel met dit soort opdrachten gewerkt. Met de techniek ben ik alleen nog niet vaak in aanraking geweest. Ik heb deze techniek 1 keer eerder gebruikt in een tekenopdracht, maar al vrij snel merkte ik dat dit met schilderen toch een stuk lastiger was. Ik vond het erg lastig om het verdwijnpunt in de gaten te houden. Ik vond het tevens een uitdaging om de goede kleuren te mengen vanuit de primaire kleuren.

Onderzoek:
 Als eerste stap ben ik op Google gaan zoeken naar afbeeldingen van stadsparken in herfstsferen. Dit heb ik gedaan om inspiratie op te kunnen doen voor mijn eindproduct. Uiteindelijk heb ik deze afbeelding genomen als uitgangspunt en inspiratiebron:

Als tweede stap ben ik begonnen met de grootste vlakken kleur te geven. Dit zijn de basislijnen van mijn schilderij. Vervolgens heb ik een start gemaakt aan het creëren van diepte. Ik heb een verdwijnpunt gemaakt, door een weg te tekenen met een verdwijnpunt er in. Dit heb ik gedaan zodat er diepte zou ontstaan.

Als derde stap ben ik bomen gaan schilderen. Zoals te zien is zijn de voorste bomen groter en gedetailleerder dan de achterste bomen. Dit heb ik gedaan om diepte te creëren in het schilderij.

Als vierde stap ben ik de bladeren aan gaan brengen. Ik heb hier gebruik gemaakt van het beeldaspect kleur. Ik ben kleuren gaan mengen en verdelen zodat er ook diepte in de bladeren ontstond.Door deze diepte ontstaat er ook een realistischer beeld. 

Als vijfde stap heb ik nog meer verschillende kleuren in de bladeren ontstonden. Dit heb gedaan zodat de afwisseling in kleuren voor nog meer diepte zorgt en dat het ook een realistischer beeld wordt, want balderen zijn nooit allemaal dezelfde kleur. Dit leidde dan ook tot mijn eindresultaat.

Wat vind je geslaagd? Leg uit.
Ik vind dat het verdwijnpunt, het diepteperspectief, goed is uitgekomen. Het lijkt alsof de weg langzaam maar zeker kleiner wordt, en uiteindelijk onzichtbaar wordt. Het diepte aanbrengen is dus goed gelukt, want je ziet ook dat de bomen steeds verder weg lijken te gaan staan, en zo worden steeds minder gedetailleerd. Dit is goed gelukt doordat ik aan de horizon met het verdwijnpunt veel aandacht heb geschonken, zodat dit een duidelijk, goed zichtbaar, onderdeel van het schilderij werd.

Wat kon beter? Waarom?
Het beeldaspect wat kleuren betreft had ik nog meer tot zijn recht kunnen laten komen. Zo had ik het gras en de lucht meer diepte kunnen geven. Ook had ik het gras en de lucht realistischer er uit kunnen laten zien. Ik heb bewust gekozen om me op de bomen en de weg te focussen, omdat ik dit een belangrijker, groter onderdeel van het schilderij vind. 

Reflectie Monument der wachtende

Deze reflectieopdracht gaat over het boetseren van een monument der wachtende
Betekenis:
Als voorbereiding heb ik een aantal afbeeldingen van wachtende personen verzameld en geanalyseerd. Wat ik veel terug vond waren personen die staand stonden te wachten. Mijn associatie bij wachtende mensen is juist iemand die verveeld is gaan zitten. De persoon is gaan zitten, omdat het wachten zo lang duurde, dat het te lang was om te blijven staan. Tevens is iemand die moet wachten vaak gefrustreerd of heeft geen zin om te wachten, en neemt dan vaak een verveelde lichaamshouding aan. Dit kan bijvoorbeeld met de armen over elkaar zijn of het hoofd laten hangen.

Vorm:
Zoals in het onderzoek en het eindresultaat te zien is heb ik gebruik gemaakt van de volgende beeldaspecten:
-          - Ruimte
-         -  Vorm
-          - Volume
-          - Plasticiteit
Ik zal de beeldaspecten kort per stuk verklaren:
Ruimte:
Het beeld is driedimensionaal gemaakt, waardoor je deze het goed kunt ervaren. Het beeld is dus ruimtelijk gemaakt en voldoet hiermee aan het beeldaspect ruimte.
Vorm:
De meeste vormen in het beeld zijn rond of afgerond. Dit kun je ook aan het menselijk lichaam zien. De benen zijn afgerond naar de zijkanten toen, het hoofd is van een ronde vorm gemaakt, de voeten hebben een ovale vorm, de armen zijn aan de zijkanten ook afgerond waardoor het een ronde vorm wordt. Kortom in het lichaam, dus ook in het beeldje zitten vooral ronde vormen. Er zitten ook een aantal rechte vormen in dit beeldje, hierbij kan aan de lengte van de benen worden gedachte. In de lengte zijn de benen recht, net zoals de romp en de rug.  Deze vormen zorgen ervoor dat het beeld één ruimtelijk en realistisch geheel wordt.
Volume:
Wanneer iets wordt gezien als een ruimtelijk beeld (3D) neemt het dus ruimte in, wat als volume beschouwd kan worden.
Plasticiteit:
Plasticiteit is een beeldaspect dat eigenlijk de beeldaspecten volume, vorm en ruimte omvat. Je kunt zien dat het beeld ruimtelijk is gemaakt doordat het driedimensionaal is, dit kun je terugwerpen op het beeldaspect plasticiteit.

Materie:
Bij deze opdracht is gebruik gemaakt van water, onderleggers, boetseermaterialen en chamotteklei. Ik vond het erg leuk om met dit materiaal te werken, want met chamotteklei kun je net zo lang vormen maken, blijven kneden tot je de gewenste vorm verkregen hebt. Tevens kun je met klei vele vormen maken waarbij je bij een fout dit makkelijk kunt herstellen. Bij deze opdracht had ik nog graag gebruik gemaakt hout, metallic kleuren stiften en verf.  Met het hout en de verf had je bijvoorbeeld een voetstuk voor je standbeeld kunnen maken en met de metallic kleuren stiften had je het standbeeld een naamplaatje kunnen maken waarmee je naam aan je standbeeld gaf.

Beschouwing:
Ik heb me laten inspireren door bij mijzelf na te denken hoe een wachtend persoon er uit ziet. Hierbij heb ik mezelf een paar vragen gesteld zoals; Wat is zijn lichaamshouding? Wat is de mimiek in het gezicht van een wachtend persoon? Ik heb plaatjes op internet bekeken, waarbij ik goed naar de houdingen heb gekeken. Door deze beelden, de plaatjes, heb ik een duidelijk idee gekregen van de beeldaspecten vorm, structuur en ruimte. Je kunt in mijn eindproduct goed zien dat ik, door mijn onderzoek op internet, een goed idee had over de vorm en ruimte van het beeld. Je ziet dat de vorm van het wachtende beeld, daadwerkelijk lijkt op een wachtend persoon.

Werkwijze:
De materialen waarmee er bij deze werkvorm gebruikt is waren bij mij bekend. In het verleden heb ik vaker gewerkt met klei. Vaak is dat gebruikt voor grotere projecten zoals voorwerpen namaken, potten/schaaltjes en kleine dingen namaken. Ik heb nog nooit een beeld/persoon gemaakt van klei, dus dit was wel even wat lastiger door de details en precisie waarmee je een mens namaakt. Ik heb wel ontdekt door met water te werken dat je veel storende details kunt weg werken. Zo kun je wanneer de klei een beetje moeilijk te vormen en droog is met behulp van water wel weer beter een vorm geven. Ik vond het lastig om goede verhoudingen in het lichaam te krijgen.

Onderzoek:
Als eerste stap heb ik ervoor gezorgd dat ik met de klei kon gaan werken. Ik heb met de techniek van het walsen de klei bewerkt. Ik heb dit gedaan zodat de lucht uit de klei zou gaan, want als ik dit niet zou doen dan bestaat de kans dat het kleiwerk in de oven uit elkaar zal barsten. Na het walsen heb ik een bal van de klei gemaakt.

Als tweede stap ben ik , vanuit de bal klei, een hoofd gaan vormen. Bij deze handeling heb ik gebruik gemaakt van de beeldaspecten vorm, volume en plasticiteit. Dit komt doordat ik ben gaan kneden, zodat er een hoofd uit de klei zou komen. De vorm en het volume zijn hierbij belangrijk, want er moet wel een realistische weergave van het hoofd uit komen. Wanneer je deze beeldaspecten niet terug laat komen, is het erg lastig om een realistische weergave te maken.


Als derde stap ben ik de armen en benen gaan vormen. Hierbij heb ik wederom gebruik gemaakt van de beeldaspecten vorm, volume en plasticiteit. Dit zie je doordat je het volume gaat verdelen. Ik ben net zo lang blijven kneden tot er uitstulpingen ontstonden die armen en benen moesten gaan vormen. Uit deze uitstulpingen kon je steeds realistischere armen en benen vormen. Ik heb de armen over elkaar heen gebogen. Dit heb ik gedaan omdat een wachtend persoon naar mijn mening vaak met de armen over elkaar gaat staan. Tevens heb ik een zittend beeld gemaakt. Dit heb ik gedaan omdat dat steviger is en het is sneller te realiseren. Een staand beeld vergt veel precisie en techniek, die ik op dit moment nog niet beheers.

Vervolgens ben ik het beeldje dat ontstaan was, steeds verder gaan modelleren en naar wens maken. Hierbij heb ik de vorm steeds beter gemaakt, door met water de klei steeds verder te bewerken tot een betere versie van het beeld. Zo heb ik de benen in een betere verhouding gemaakt, dit heb ik gedaan zodat het beeld er realistischer uitzag en de vorm beter klopte. Verder heb ik het beeldje mooier gemaakt, door met water een aantal delen van de klei verder te modelleren en glad te maken zodat het beeld er beter uitzag. 
                               

Als laatste stap heb ik het gezicht van het beeldje gemaakt en kleding gemaakt op het
beeldje, zodat het een betere plastische weergave had. Ook heb ik met een modelleergereedschap haren op het hoofd gemaakt. Dit heb ik gedaan zodat het een compleet beeld werd. Tot slot heb ik met een ijzeren pen meerdere gaten geprikt in het beeld. Dit heb ik gedaan zodat er lucht uit het beeldje kan tijdens het bakken. Tijdens het bakken wordt de oven erg warm, waardoor het beeldje dus ook erg warm wordt. Zonder deze gaten bestaan de kans dat het uit elkaar barst. En dit moet natuurlijk voorkomen worden. Al deze handelingen hebben uiteindelijk tot een eindresultaat geleid.



Wat vind je geslaagd? Leg uit.
Ik vond dit een erg leuke opdracht bij de lessen van kunstvaardig. Naar mijn mening is goed te zien dat het beeldje verveeld op de grond zit met de armen over elkaar heen. Deze boodschap wilde ik ook graag uitstralen, iemand die met de armen verveeld over elkaar heen zit.

Wat kon beter? Waarom?
Door de korte tijd die we hadden voor deze opdracht ben ik niet toegekomen aan een goede positie van het hoofd, de mimiek en details in het gezicht van het beeldje. Ook had ik nog graag de benen en voeten in een anderen positie willen modelleren maar hier was helaas geen tijd voor. Ik heb wel bewust ervoor gekozen om dit als laatste te doen, omdat ik het belangrijkste vond dat het beeldje met de armen over elkaar heen had.  Kortom; de afwerking had beter gekund. 

woensdag 28 oktober 2015

Grafische partituur voor de bovenbouw

Grafisch noteren is een manier om een muziek stuk overzichtelijk te weergeven. Bij grafisch noteren maak je gebruik van klanken, en deze noteer je vervolgens. Het grote voordeel van een grafische partituur is dat je geen noten hoeft te kunnen lezen. Je kunt al op de basisschool beginnen met het gebruiken van een grafische partituur, omdat deze zo duidelijk weergeven is.

Bij het maken van deze partituur heb ik rekening gehouden met het klank-vorm-betekenis model. Dit kun je goed terug zien in de opdracht. 
Deze partituur is gebaseerd op het verkeer, en op groep 6.
Als begin oefening kunnen de eerste 4 geluiden los geoefend worden, zoals hier is te zien:
Vervolgens heb ik 2 versies gemaakt van de partituur. Deze versies zijn gedifferentieerd op niveau.
Partituur versie 1:
Bij deze versie is rekening gehouden met de klanksterkte. Hoe groter het plaatje wordt, des te harder de klank wordt gespeeld/gezongen.
De klas wordt bij deze partituur in 2 gedeeld. Groep 1 doet balk nummer 1 en 3, deze zijn ook aangegeven met nummer 1. Groep 2 doet tegelijkertijd met groep nummer 1 balk 2 en 4, deze zijn ook aangegeven met nummer 2. De groep wordt dus in 2 gedeeld, maar de groepen spelen tegelijkertijd hun eigen balk. 

Partituur versie 2:
Deze partituur kan gespeeld worden wanneer partituur 1 goed gaat. Deze partituur is dus moeilijker.
Bij deze versie is rekening gehouden met de klanksterkte, klankhoogte en klankduur. Deze partituur is met streepjes gemaakt. 
- De lengte van het streepje bepaald de klankduur. Een lang streepjes is een lange klank en een kort streepje is een korte klank. groter het plaatje wordt,
- De streepjes staan hoog of laag genoteerd. Een hoog streepje is een hoge toon en een laag streepje is een lage toon.
- Bij de boogjes wordt de klank van laag naar hoog en weer naar laag gezongen.
Deze 3 kenmerken worden gecombineerd in deze partituur.

De klas wordt bij deze partituur in 2 gedeeld. Groep 1 doet balk nummer 1 en 3, deze zijn ook aangegeven met nummer 1. Groep 2 doet tegelijkertijd met groep nummer 1 balk 2 en 4, deze zijn ook aangegeven met nummer 2. De groep wordt dus in 2 gedeeld, maar de groepen spelen tegelijkertijd hun eigen balk. 

zaterdag 24 oktober 2015

Lied aanleren

Bij deze opdracht moeten we een lied aanleren volgens het OMOKVAR model.
Dit model staat voor:
O - Ontwerp. Dit is de voorbereiding. Hierin staat centraal wat de beginsituatie van de leerlingen is. Dus welke ervaring ze al hebben met het lied. Het les doel wordt hier ook in verwerkt. Ook bepaal je hier welke materialen er beschikbaar zijn.

M - Muzikale Opening en inleiding - Hierin staat de opening van de les centraal. Je begint met een leuke muzikale opening waardoor de leerlingen geïnteresseerd en geprikkeld worden. Dit aangesloten aan de leerbehoefte. Vanuit hier bepaal je samen met de leerlingen hoe de les verder gaat verlopen.

K- Kern. In de kern zijn de leerlingen muzikaal actief. De leerkracht heeft een begeleidende rol. Dit zou bijvoorbeeld bij dit onderwerp betekenen dat de leerkracht op dit moment de kinderen het lied aanleert. Hierin staat ook samenwerking centraal.

V- Verwerking - Wanneer de leerlingen denken het lied te beheersen, gaan we in deze fase de leerlingen uitdagen om de grenzen van hun mogelijkheden te verkennen. Het wordt bijvoorbeeld moeilijker gemaakt door bij een bepaald woord te klappen of te draaien.

A- Afsluiting - Hierbij wordt de les afgesloten. Het is bijvoorbeeld mogelijk om het lied nu helemaal te zingen.

R- Reflectie - Hierin wordt bekeken of het gemaakte lesplan overeenkomt met de doelen die behaald zijn in de praktijk. Hierin wordt ook geëvalueerd over de wat ze van de les vonden.

Bron: Vrolijk, R. (2013). Nieuw geluid. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers bv

Ik heb deze les ontworpen voor mijn stageklas. Ik loop stage in groep 6a. 
Ontwerp:
De kinderen hebben al vaker een lied gezongen, maar nog nooit in canon. Tevens hebben de kinderen dit lied nog nooit gezongen. Het doel van dit lied aanleren is dat de kinderen in canon leren te zingen. Ik heb het digibord nodig als hulpmiddel. Op het digibord zal ik de tekst van het lied projecteren. 

Muzikale Opening en inleiding:
Als lesopening vraag ik om alle kinderen te gaan staan en om twee-tallen te maken. Ik leg de kinderen uit dat we in spiegelbeeld gaan bewegen. Vervolgens zet ik een willekeurige muziekje op waarop de nummers 1 gaan bewegen. Kind nummer 2 moet de nummer 1 precies na doen maar dan in spiegelbeeld. Na een minuut wisselen de rollen om, dus dan gaan de nummers 2 de bewegingen bedenken, Na de minuut worden er andere twee-tallen gemaakt en volgt de opdracht nog een keer. Na dit inleidende spel vertel ik de kinderen wat het lesdoel is. Dit is het aanleren van een lied in canon. Ik zal kort uitleggen wat een lied in canon zingen is, hierbij wordt de link gelegd met het bewegen in spiegelbeeld.

Kern:
Nadat we besproken hebben wat we gaan doen, zal ik het liedje voorzingen. Nadat ik het liedje heb voorgezongen vraag ik aan de kinderen of er iets is opgevallen aan de tekst van het liedje. Ik hoop dat de kinderen hierbij zeggen dat alles tegenovergesteld wordt gezegd net zoals het bewegen in spiegelbeeld. Vervolgens laat ik de tekst op het digibord zien. Nu zijn de kinderen aan de beurt. Het refrein is het makkelijkste stuk uit het lied. Ik ga hierna het lied nogmaals zingen waarbij ik vraag of de kinderen het refrein mee willen zingen. Ik zing hierna nog een aantal keer waarbij de kinderen het refrein meezingen. Vervolgens vraag ik aan de kinderen of ze het hele lied met mij mee willen zingen. Wanneer we dit 2 keer hebben gedaan, laat ik de kinderen het lied zelf nog 2 keer zingen.

Verwerking:
Als verwerking wil ik de leerlingen uitdagen om in 2 groepen te gaan zingen. Ik deel de klas hierbij in 2 groepen in. Ik leg uit dat we nu in canon gaan zingen, zoals we hebben gezegd tijdens de lesopening. Er wordt aan beide groepen verteld wie wanneer moet beginnen. Ik zing zelf het hele lied mee en begeleid de leerlingen wanneer ze moeten beginnen. Wanneer dit goed gaat laat ik de groepen wisselen van beginpositie. Als extra verwerkingsopdracht kan ik de kinderen uitdagen om met hun groep de woorden uit te beelden tijdens het zingen. Bijvoorbeeld 'Ik zeg hoog, ik zeg laag' Groep A gaat dan op de tenen staan en groep B gaat door de knieën. Deze verwerking kan alleen worden toegepast wanneer de kinderen het lied goed kunnen zingen in canon.

Afsluiting:
Tot slot laat ik dit lied door jongens tegens de meisjes zingen. Hierbij volg ik dezelfde procedure waarbij ik de kinderen begeleid met het startmoment.

Reflectie:
Als reflectie vraag ik aan de kinderen wat ze van de les vonden. Vervolgens  bedenk ik zelf of ik mijn lesdoel heb behaald en of ik me aan mijn lesplan heb gehouden.






Feedback van een medestudent. 
Voor deze opdracht heb ik feedback gevraagd van mijn klasgenoot Jara Kieft, klas 1C.
Het lied sluit goed aan bij de leeftijd van de kinderen. Je hebt een goede opbouw in de les verzorgd, waarbij je rekening hebt gehouden met de beginsituatie. De opdracht die je als extra verwerking hebt bedacht is erg leuk. Met een opdracht naast het zingen krijg je kinderen die iets minder actief waren, weer actief bij de les betrokken. Daar heb je goed aandacht aan geschonken. De muzikale inleiding vind ik goed bedacht met het spiegelbeeld, maar misschien had je de inleiding iets muzikaler kunnen maken door meer mondelinge muziek in de opening er bij te brengen. De opening is nu vooral gericht op bewegen. Ik vind de les erg leuk bedacht met een goede differentiatie er in verwerkt, Ik zou de les zelf ook zo willen geven.

dinsdag 13 oktober 2015

Reflectie monster van Lochness

Deze reflectie opdracht gaat over een ansichtkaart van het monster van Lochness.

Betekenis:
De opdracht was om een ansichtkaart te maken met daarin het monster van Loch Ness. Een monster ziet er in mijn mening groot en vooral eng uit. Dit zie je ook terug komen in kinderboeken en verhalen. Monsters worden bij dit soort verhalen ook altijd erg groots uitgebeeld. Mijn associaties bij dit onderwerp waren dus ook kinderverhalen, kinderboeken en vooral ook mythes. Het verhaal over het monster van Loch Ness is mythe en dit kwam ook als eerste in mij op. Het is ook opvallend dat het monster van Loch Ness in kinderprogramma’s voor komt..

Vorm:
Zoals in het eindresultaat te zien is kun je zien dat ik een afwisseling heb gemaakt tussen kromme en rechte lijnen. Deze rechte lijnen zijn vooral gebruikt bij de ‘enge’ delen van het monster. Door rechte lijnstukken te gebruiken krijg je het effect dat het monster er enger en gevaarlijker uit gaat zien. Je kunt ook zien dat ik een organische vorm heb gekozen voor dit project, dit komt doordat het vooral om het monster draait en minder om de achtergrond. Om het monster groter er uit te laten zien, heb ik gebruik gemaakt van het beeldaspect centrale compositie. Hierbij staat het belangrijkste element in het midden van het beeldvlak en oogt hierdoor groter en dus ook gevaarlijker. Van het beeldaspect kleur is goed gebruik gemaakt door de afstekende kleuren. De groene kleur valt goed op tegen de zwarte en lichtblauwe achtergrond. Ik heb voor deze kleuren gekozen omdat een meer een grauwe, mistige en enge gedachte moet oproepen. Dit zie je terug in de grijze en donkere tinten. Het monster heeft een groene kleur, zodat deze goed opvalt en uit het blad springt. 

Materie:
Als ondergrond heb ik gebruik gemaakt van een wit A5 vel, dit vel stelt de ansichtkaart voor. Ik heb een potlood gebruikt om de grote basislijnen uit tekenen. Vervolgens ben ik begonnen met Oost-Indische inkt en een kroontjespen. Hiermee heb ik contouren en laatste lijnen uitgetekend zodat het plaatje in zijn geheel af was. De ansichtkaart was hierdoor in zijn geheel zwart-wit. Om dit te veranderen heb ik met een penseel, ecoline en water de tekening ingekleurd. Ik had graag nog met wat andere materialen gewerkt zodat ik ervoor kon zorgen dat het monster er enger en spectaculairder uit zou gaan zien. Om hier voor te zorgen had ik graag gebruik gemaakt van andere soorten papier, vilt, lijm, kleine harde materialen zodat je dit in het monster kon verwerken, hiermee bedoel ik dat je hierdoor heel goed de huid van het monster mee had kunnen nabootsen.

Beschouwing:
Ik heb me eerst georiënteerd door op internet plaatjes te zoeken van het monster van Loch Ness. Hier stonden veel verschillende plaatjes op, maar als je goed keek kon je ook wel wat overeenkomsten vinden tussen de plaatjes. Zo zag je bij veel plaatjes dat het monster een lange nek had en een ronde kop. Dit heb ik terug laten komen in mijn eigen versie van het monster van Loch Ness. Zoals in het eindresultaat te zien is heeft mijn monster ook een lange nek en een ronde kop. Zelf vond ik dit er niet eng genoeg uitzien, daarom heb ik nog meer plaatjes opgezocht van monsters. Hierbij waren er ook weer veel verschillen maar ook overeenkomsten. De overeenkomst tussen deze plaatjes is dat je vaak zag dat monsters grote uitsteeksels op zich hadden. Uiteindelijk heb ik dus een combinatie gemaakt van de plaatjes van het monster van Loch Ness en de plaatjes van algemene monsters. Dit kun je goed terug zien in mijn eigen creatie, want die bevat een lange nek, een ronde kop en grote uitsteeksels.

Werkwijze:
De materialen waar er mee is gewerkt bij deze opdrachten waren bij mij een al enigszins bekend.  Het is erg lang geleden dat ik met deze producten heb gewerkt. Naast dat het lang geleden is geweest, ben ik ook niet vaak in aanraking geweest met deze techniek. Ik vond het wel lastig om geen omtrekken neer te zetten, maar wel om het monster te vullen met figuurtjes zodat je het monster langzaam opbouwde. Het inkleuren met ecoline vond ik daarentegen niet lastig. Ik vond het inkleuren met ecoline juist makkelijker dan met plakkaatverf ergens kleur aan geven. Dit kwam doordat je de kleuren heel mooi kon mengen en over elkaar heen aan kon brengen zodat het een mooie kleurcompositie werd. 

Onderzoek:
Als eerste stap heb ik me georiënteerd op plaatjes van het monster van Loch Ness en op plaatjes van monsters. Dit heb ik gedaan zodat ik een idee had van hoe monsters er ongeveer uitzagen, wat de vormen zijn van een monster. Bovendien heb ik deze afbeeldingen gezocht om inspiratie op te doen. Na enige tijd gezocht te hebben, heb ik twee afbeeldingen uitgekozen. Ik heb deze afbeeldingen gebruikt als inspiratiebron.









Als tweede stap heb ik een schetsen met potlood gemaakt, deze schetsen zijn gebaseerd op de twee afbeeldingen die ik gevonden had. Ik heb mijn eigen versie hiervan met potlood gemaakt. Het was handig om schetsen te maken, want dan heb je een leidraad voor het echte product wat ik wilde gaan maken. 















Vervolgens heb ik een nieuw papier gepakt. Ik heb hierop de grote lijnen uitgetekend zoals de horizon en de berg. Hierbij heb ik het overlappingsperspectief gebruikt., tevens is het beeldaspect schaduw naar voren gekomen, want een berg geeft schaduw en om dit realistisch te maken is het goed om schaduw terug te laten komen. Vervolgens ben ik de contouren van het monster gaan tekenen zodat mijn verbeterde en definitieve monster op papier ontstond.















Hierna heb ik de grootste lijnen met Oost-Indische inkt aangebracht, dit heb ik gedaan zodat ik een motief kon gaan invullen van de schubben etc.. Van hier uit ben ik het monster vorm gaan geven met schubben, stekels etc.















Ik ben daarna op deze manier verder gegaan. Hieruit ontstond mijn monster, inclusief zijn schubben en details.De vorm is duidelijk terug gekomen na het aanbrengen van de structuur van het monster, dit heb ik gedaan zodat het één geheeld werd.  Ook heb ik de achtergrond en schaduw met Oost-Indische inkt en een kroontjespen gemaakt.















Uiteindelijk heb ik met ecoline, water en penselen mijn tekening kleur gegeven, om van de tekening één mooi geheel te maken . Ik heb hierbij eerst de grote vlakken kleur gegeven en vervolgens ben ik aan de kleinere delen begonnen. En uiteindelijk is het eindresultaat ontstaan
















Wat vind je geslaagd? Leg uit. 
De kleuren en de manier waarop ik die heb toegepast vind ik erg mooi tot zijn recht komen. Het water heeft een mooie blauwe kleur waar ik groen tinten doorheen heb gemixt zodat het water een beetje troebel lijkt zoals in een echt meer. Verder ben ik erg blij met het beeld perspectief die ik heb toegepast. Dit komt neer op kikkerperspectief want het monster lijkt erg groot. Ook ben ik blij met de schaduw die ik heb aangebracht in de tekening.

Wat kon beter? Waarom?
Ik vind dat de vorm van het monster beter had gekund. Door de stekels en tanden zie je wel dat het een monster moet zijn, maar het lichaam had een betere vorm kunnen hebben. Ik had bijvoorbeeld het monster meer hoekige vormen kunnen geven in zijn lichaam ipv. de ronde vormen.