Er is gebruik gemaakt van de volgende bronnen:
- Nieuw geluid
Vrolijk, R. Nieuw geluid (2e druk). Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers
- Eigenwijs
Haverkort. F. - Lei, R. van der - Noordam, L. Eigenwijs. liedbundel voor kinderen 4-12
jaar (2e druk)
- Afbeeldingen van Google
- Youtube
zaterdag 31 oktober 2015
donderdag 29 oktober 2015
Reflectie Stadspark in herfstsferen
Deze reflectieopdracht gaat over het schilderen van een stadspark in herfstsferen.
Vorm:
Als eerste
stap ben ik op Google gaan zoeken naar afbeeldingen van stadsparken in herfstsferen.
Dit heb ik gedaan om inspiratie op te kunnen doen voor mijn eindproduct.
Uiteindelijk heb ik deze afbeelding genomen als uitgangspunt en inspiratiebron:
Betekenis:
De opdracht
was een stadspark schilderen in herfstsferen. Hierbij moesten we een realistisch
perspectief creëren door diepte in de tekening te verwerken.
Ik heb
betekenis aan deze opdracht gegeven door afbeeldingen te gaan zoeken op
internet. Al vrij snel kwam ik mooie afbeeldingen van parken in de herfst. Na
een tijdje zoeken had ik een afbeelding gevonden die ik graag na wilde gaan
schilderen. Mijn associaties met een stadspark in herfstsferen zijn vooral leuk
en gezellig. In de herfst vind ik de bomen prachtig. Ik vind de kleur bladeren
dan erg mooi afsteken tegen de omgeving. Tevens vind ik het erg gezellig en
leuk om in de herfst in het bos te gaan wandelen met familie en vrienden.
Vorm:
Zoals in het
eindresultaat te zien is heb ik gebruik gemaakt van de beeldaspecten ruimtesuggestie,
overlapping en plaatsing in het grondvlak. Bij de ruimtesuggestie zie je vooral
dat er in de diepte is gewerkt. De tekening is 2D, maar om hier toch diepte in
te krijgen moet je het beeldaspect ruimtesuggestie gebruiken. Er is ook te zien
dat het werk van erg naar steeds minder erg gedetailleerd naar de horizon toe
wordt. Dit is ook om dieptesuggestie op te wekken. Ik heb een horizon getekend
en ik ben in perspectief gaan werken. Ook heb ik overlapping gebruikt in mijn
eindproduct, dit heb ik gedaan omdat de takken en bladeren, door de diepte, in
elkaar wegvallen. Plaatsing in het grondvlak is gebruikt om een goede
compositie in de tekening te krijgen.
Materie:
De
materialen zijn bij deze opdracht gebruikt:
- - Plakkaatverf
- - Kwasten
- - Bakje water
- - Potlood en
papier voor de schetsen
- - A3-papier
voor het eindproduct
Ik
vond het erg leuk om met deze materialen te werken, want met plakkaatverf kun
je goed kleuren mengen naar eigen wens. Verder had het mij nog leuk geleken als
we ook met natuurlijke producten mochten werken. Hiermee bedoel ik dat ik graag
echte blaadjes in het eindproduct had willen verwerken. Dit had de opdracht
uiteraard wel lastiger gemaakt.
Beschouwing:
Ik heb me laten inspireren door de afbeeldingen
die ik op Google had gevonden. Een aantal foto’s hebben mij een goed beeld
gegeven van dieptesuggestie. Maar de meeste afbeeldingen hebben mij een goed
beeld gegeven van de warme kleuren die de bladeren en de bomen hebben. De
PowerPoint uit de les heeft hierin ook een rol gespeeld. Door de PowerPoint
kwam ik op nieuwe inzichten en heb ik ook nog inspiratie op kunnen doen. In
mijn eindproduct is goed te zien dat ik de voorste bomen veel duidelijker heb
gemaakt, dan de achterste bomen. Deze techniek heb ik vanuit de PowerPoint
geleerd.
Werkwijze:
De
materialen waar bij deze opdracht gewerkt mee moest worden, waren bij mij al
bekend. Op de middelbare school werd veel met dit soort opdrachten gewerkt. Met
de techniek ben ik alleen nog niet vaak in aanraking geweest. Ik heb deze
techniek 1 keer eerder gebruikt in een tekenopdracht, maar al vrij snel merkte
ik dat dit met schilderen toch een stuk lastiger was. Ik vond het erg lastig om
het verdwijnpunt in de gaten te houden. Ik vond het tevens een uitdaging om de
goede kleuren te mengen vanuit de primaire kleuren.
Onderzoek:
Als tweede
stap ben ik begonnen met de grootste vlakken kleur te geven. Dit zijn de basislijnen
van mijn schilderij. Vervolgens heb ik een start gemaakt aan het creëren van
diepte. Ik heb een verdwijnpunt gemaakt, door een weg te tekenen met een
verdwijnpunt er in. Dit heb ik gedaan zodat er diepte zou ontstaan.
Als derde
stap ben ik bomen gaan schilderen. Zoals te zien is zijn de voorste bomen
groter en gedetailleerder dan de achterste bomen. Dit heb ik gedaan om diepte
te creëren in het schilderij.
Als vierde
stap ben ik de bladeren aan gaan brengen. Ik heb hier gebruik gemaakt van het
beeldaspect kleur. Ik ben kleuren gaan mengen en verdelen zodat er ook diepte
in de bladeren ontstond.Door deze diepte ontstaat er ook een realistischer beeld.
Als vijfde
stap heb ik nog meer verschillende kleuren in de bladeren ontstonden. Dit heb
gedaan zodat de afwisseling in kleuren voor nog meer diepte zorgt en dat het
ook een realistischer beeld wordt, want balderen zijn nooit allemaal dezelfde
kleur. Dit leidde dan ook tot mijn eindresultaat.
Wat vind je geslaagd? Leg uit.
Ik vind dat
het verdwijnpunt, het diepteperspectief, goed is uitgekomen. Het lijkt alsof de
weg langzaam maar zeker kleiner wordt, en uiteindelijk onzichtbaar wordt. Het
diepte aanbrengen is dus goed gelukt, want je ziet ook dat de bomen steeds
verder weg lijken te gaan staan, en zo worden steeds minder gedetailleerd. Dit
is goed gelukt doordat ik aan de horizon met het verdwijnpunt veel aandacht heb
geschonken, zodat dit een duidelijk, goed zichtbaar, onderdeel van het
schilderij werd.
Wat kon beter? Waarom?
Het
beeldaspect wat kleuren betreft had ik nog meer tot zijn recht kunnen laten
komen. Zo had ik het gras en de lucht meer diepte kunnen geven. Ook had ik het
gras en de lucht realistischer er uit kunnen laten zien. Ik heb bewust gekozen
om me op de bomen en de weg te focussen, omdat ik dit een belangrijker, groter
onderdeel van het schilderij vind.
Reflectie Monument der wachtende
Deze reflectieopdracht gaat over het boetseren van een monument der wachtende
Materie:
Bij deze opdracht is gebruik gemaakt van water, onderleggers, boetseermaterialen en chamotteklei. Ik vond het erg leuk om met dit materiaal te werken, want met chamotteklei kun je net zo lang vormen maken, blijven kneden tot je de gewenste vorm verkregen hebt. Tevens kun je met klei vele vormen maken waarbij je bij een fout dit makkelijk kunt herstellen. Bij deze opdracht had ik nog graag gebruik gemaakt hout, metallic kleuren stiften en verf. Met het hout en de verf had je bijvoorbeeld een voetstuk voor je standbeeld kunnen maken en met de metallic kleuren stiften had je het standbeeld een naamplaatje kunnen maken waarmee je naam aan je standbeeld gaf.
Beschouwing:
Ik heb me laten inspireren door bij mijzelf na te denken hoe een wachtend persoon er uit ziet. Hierbij heb ik mezelf een paar vragen gesteld zoals; Wat is zijn lichaamshouding? Wat is de mimiek in het gezicht van een wachtend persoon? Ik heb plaatjes op internet bekeken, waarbij ik goed naar de houdingen heb gekeken. Door deze beelden, de plaatjes, heb ik een duidelijk idee gekregen van de beeldaspecten vorm, structuur en ruimte. Je kunt in mijn eindproduct goed zien dat ik, door mijn onderzoek op internet, een goed idee had over de vorm en ruimte van het beeld. Je ziet dat de vorm van het wachtende beeld, daadwerkelijk lijkt op een wachtend persoon.
Werkwijze:
De materialen waarmee er bij deze werkvorm gebruikt is waren bij mij bekend. In het verleden heb ik vaker gewerkt met klei. Vaak is dat gebruikt voor grotere projecten zoals voorwerpen namaken, potten/schaaltjes en kleine dingen namaken. Ik heb nog nooit een beeld/persoon gemaakt van klei, dus dit was wel even wat lastiger door de details en precisie waarmee je een mens namaakt. Ik heb wel ontdekt door met water te werken dat je veel storende details kunt weg werken. Zo kun je wanneer de klei een beetje moeilijk te vormen en droog is met behulp van water wel weer beter een vorm geven. Ik vond het lastig om goede verhoudingen in het lichaam te krijgen.
Onderzoek:
Betekenis:
Als
voorbereiding heb ik een aantal afbeeldingen van wachtende personen verzameld
en geanalyseerd. Wat ik veel terug vond waren personen die staand stonden te
wachten. Mijn associatie bij wachtende mensen is juist iemand die verveeld is
gaan zitten. De persoon is gaan zitten, omdat het wachten zo lang duurde, dat
het te lang was om te blijven staan. Tevens is iemand die moet wachten vaak
gefrustreerd of heeft geen zin om te wachten, en neemt dan vaak een verveelde
lichaamshouding aan. Dit kan bijvoorbeeld met de armen over elkaar zijn of het
hoofd laten hangen.
Vorm:
Zoals in het
onderzoek en het eindresultaat te zien is heb ik gebruik gemaakt van de
volgende beeldaspecten:
- - Ruimte
- - Vorm
- - Volume
- - Plasticiteit
Ik zal de
beeldaspecten kort per stuk verklaren:
Ruimte:
Het beeld is
driedimensionaal gemaakt, waardoor je deze het goed kunt ervaren. Het beeld is
dus ruimtelijk gemaakt en voldoet hiermee aan het beeldaspect ruimte.
Vorm:
De meeste
vormen in het beeld zijn rond of afgerond. Dit kun je ook aan het menselijk
lichaam zien. De benen zijn afgerond naar de zijkanten toen, het hoofd is van
een ronde vorm gemaakt, de voeten hebben een ovale vorm, de armen zijn aan de
zijkanten ook afgerond waardoor het een ronde vorm wordt. Kortom in het
lichaam, dus ook in het beeldje zitten vooral ronde vormen. Er zitten ook een
aantal rechte vormen in dit beeldje, hierbij kan aan de lengte van de benen
worden gedachte. In de lengte zijn de benen recht, net zoals de romp en de
rug. Deze vormen zorgen ervoor dat het
beeld één ruimtelijk en realistisch geheel wordt.
Volume:
Wanneer iets
wordt gezien als een ruimtelijk beeld (3D) neemt het dus ruimte in, wat als
volume beschouwd kan worden.
Plasticiteit:
Plasticiteit
is een beeldaspect dat eigenlijk de beeldaspecten volume, vorm en ruimte omvat.
Je kunt zien dat het beeld ruimtelijk is gemaakt doordat het driedimensionaal is,
dit kun je terugwerpen op het beeldaspect plasticiteit.Materie:
Bij deze opdracht is gebruik gemaakt van water, onderleggers, boetseermaterialen en chamotteklei. Ik vond het erg leuk om met dit materiaal te werken, want met chamotteklei kun je net zo lang vormen maken, blijven kneden tot je de gewenste vorm verkregen hebt. Tevens kun je met klei vele vormen maken waarbij je bij een fout dit makkelijk kunt herstellen. Bij deze opdracht had ik nog graag gebruik gemaakt hout, metallic kleuren stiften en verf. Met het hout en de verf had je bijvoorbeeld een voetstuk voor je standbeeld kunnen maken en met de metallic kleuren stiften had je het standbeeld een naamplaatje kunnen maken waarmee je naam aan je standbeeld gaf.
Beschouwing:
Ik heb me laten inspireren door bij mijzelf na te denken hoe een wachtend persoon er uit ziet. Hierbij heb ik mezelf een paar vragen gesteld zoals; Wat is zijn lichaamshouding? Wat is de mimiek in het gezicht van een wachtend persoon? Ik heb plaatjes op internet bekeken, waarbij ik goed naar de houdingen heb gekeken. Door deze beelden, de plaatjes, heb ik een duidelijk idee gekregen van de beeldaspecten vorm, structuur en ruimte. Je kunt in mijn eindproduct goed zien dat ik, door mijn onderzoek op internet, een goed idee had over de vorm en ruimte van het beeld. Je ziet dat de vorm van het wachtende beeld, daadwerkelijk lijkt op een wachtend persoon.
Werkwijze:
De materialen waarmee er bij deze werkvorm gebruikt is waren bij mij bekend. In het verleden heb ik vaker gewerkt met klei. Vaak is dat gebruikt voor grotere projecten zoals voorwerpen namaken, potten/schaaltjes en kleine dingen namaken. Ik heb nog nooit een beeld/persoon gemaakt van klei, dus dit was wel even wat lastiger door de details en precisie waarmee je een mens namaakt. Ik heb wel ontdekt door met water te werken dat je veel storende details kunt weg werken. Zo kun je wanneer de klei een beetje moeilijk te vormen en droog is met behulp van water wel weer beter een vorm geven. Ik vond het lastig om goede verhoudingen in het lichaam te krijgen.
Onderzoek:
Als eerste
stap heb ik ervoor gezorgd dat ik met de klei kon gaan werken. Ik heb met de
techniek van het walsen de klei bewerkt. Ik heb dit gedaan zodat de lucht uit
de klei zou gaan, want als ik dit niet zou doen dan bestaat de kans dat het
kleiwerk in de oven uit elkaar zal barsten. Na het walsen heb ik een bal van de
klei gemaakt.
Als tweede
stap ben ik , vanuit de bal klei, een hoofd gaan vormen. Bij deze handeling heb
ik gebruik gemaakt van de beeldaspecten vorm, volume en plasticiteit. Dit komt
doordat ik ben gaan kneden, zodat er een hoofd uit de klei zou komen. De vorm
en het volume zijn hierbij belangrijk, want er moet wel een realistische
weergave van het hoofd uit komen. Wanneer je deze beeldaspecten niet terug laat
komen, is het erg lastig om een realistische weergave te maken.
Als derde
stap ben ik de armen en benen gaan vormen. Hierbij heb ik wederom gebruik
gemaakt van de beeldaspecten vorm, volume en plasticiteit. Dit zie je doordat
je het volume gaat verdelen. Ik ben net zo lang blijven kneden tot er
uitstulpingen ontstonden die armen en benen moesten gaan vormen. Uit deze
uitstulpingen kon je steeds realistischere armen en benen vormen. Ik heb de
armen over elkaar heen gebogen. Dit heb ik gedaan omdat een wachtend persoon
naar mijn mening vaak met de armen over elkaar gaat staan. Tevens heb ik een
zittend beeld gemaakt. Dit heb ik gedaan omdat dat steviger is en het is
sneller te realiseren. Een staand beeld vergt veel precisie en techniek, die ik
op dit moment nog niet beheers.
Vervolgens
ben ik het beeldje dat ontstaan was, steeds verder gaan modelleren en naar wens
maken. Hierbij heb ik de vorm steeds beter gemaakt, door met water de klei
steeds verder te bewerken tot een betere versie van het beeld. Zo heb ik de
benen in een betere verhouding gemaakt, dit heb ik gedaan zodat het beeld er
realistischer uitzag en de vorm beter klopte. Verder heb ik het beeldje mooier
gemaakt, door met water een aantal delen van de klei verder te modelleren en
glad te maken zodat het beeld er beter uitzag.
Als laatste
stap heb ik het gezicht van het beeldje gemaakt en kleding gemaakt op het
beeldje, zodat het een betere plastische weergave had. Ook heb ik met een modelleergereedschap haren op het hoofd gemaakt. Dit heb ik gedaan zodat het een
compleet beeld werd. Tot slot heb ik met een ijzeren pen meerdere gaten geprikt
in het beeld. Dit heb ik gedaan zodat er lucht uit het beeldje kan tijdens het
bakken. Tijdens het bakken wordt de oven erg warm, waardoor het beeldje dus ook
erg warm wordt. Zonder deze gaten bestaan de kans dat het uit elkaar barst. En
dit moet natuurlijk voorkomen worden. Al deze handelingen hebben uiteindelijk
tot een eindresultaat geleid.
Wat vind je geslaagd? Leg uit.
Ik vond dit
een erg leuke opdracht bij de lessen van kunstvaardig. Naar mijn mening is goed
te zien dat het beeldje verveeld op de grond zit met de armen over elkaar heen.
Deze boodschap wilde ik ook graag uitstralen, iemand die met de armen verveeld
over elkaar heen zit.
Wat kon beter? Waarom?
Door de
korte tijd die we hadden voor deze opdracht ben ik niet toegekomen aan een
goede positie van het hoofd, de mimiek en details in het gezicht van het
beeldje. Ook had ik nog graag de benen en voeten in een anderen positie willen
modelleren maar hier was helaas geen tijd voor. Ik heb wel bewust ervoor
gekozen om dit als laatste te doen, omdat ik het belangrijkste vond dat het
beeldje met de armen over elkaar heen had.
Kortom; de afwerking had beter gekund.
woensdag 28 oktober 2015
Grafische partituur voor de bovenbouw
Grafisch noteren is een manier om een muziek stuk overzichtelijk te weergeven. Bij grafisch noteren maak je gebruik van klanken, en deze noteer je vervolgens. Het grote voordeel van een grafische partituur is dat je geen noten hoeft te kunnen lezen. Je kunt al op de basisschool beginnen met het gebruiken van een grafische partituur, omdat deze zo duidelijk weergeven is.
Bij het maken van deze partituur heb ik rekening gehouden met het klank-vorm-betekenis model. Dit kun je goed terug zien in de opdracht.
Deze partituur is gebaseerd op het verkeer, en op groep 6.
Als begin oefening kunnen de eerste 4 geluiden los geoefend worden, zoals hier is te zien:
Vervolgens heb ik 2 versies gemaakt van de partituur. Deze versies zijn gedifferentieerd op niveau.
Partituur versie 1:
Bij deze versie is rekening gehouden met de klanksterkte. Hoe groter het plaatje wordt, des te harder de klank wordt gespeeld/gezongen.
De klas wordt bij deze partituur in 2 gedeeld. Groep 1 doet balk nummer 1 en 3, deze zijn ook aangegeven met nummer 1. Groep 2 doet tegelijkertijd met groep nummer 1 balk 2 en 4, deze zijn ook aangegeven met nummer 2. De groep wordt dus in 2 gedeeld, maar de groepen spelen tegelijkertijd hun eigen balk.
Partituur versie 2:
Deze partituur kan gespeeld worden wanneer partituur 1 goed gaat. Deze partituur is dus moeilijker.
Bij deze versie is rekening gehouden met de klanksterkte, klankhoogte en klankduur. Deze partituur is met streepjes gemaakt.
- De lengte van het streepje bepaald de klankduur. Een lang streepjes is een lange klank en een kort streepje is een korte klank. groter het plaatje wordt,
- De streepjes staan hoog of laag genoteerd. Een hoog streepje is een hoge toon en een laag streepje is een lage toon.
- Bij de boogjes wordt de klank van laag naar hoog en weer naar laag gezongen.
Deze 3 kenmerken worden gecombineerd in deze partituur.
De klas wordt bij deze partituur in 2 gedeeld. Groep 1 doet balk nummer 1 en 3, deze zijn ook aangegeven met nummer 1. Groep 2 doet tegelijkertijd met groep nummer 1 balk 2 en 4, deze zijn ook aangegeven met nummer 2. De groep wordt dus in 2 gedeeld, maar de groepen spelen tegelijkertijd hun eigen balk.
Bij het maken van deze partituur heb ik rekening gehouden met het klank-vorm-betekenis model. Dit kun je goed terug zien in de opdracht.
Deze partituur is gebaseerd op het verkeer, en op groep 6.
Als begin oefening kunnen de eerste 4 geluiden los geoefend worden, zoals hier is te zien:
Vervolgens heb ik 2 versies gemaakt van de partituur. Deze versies zijn gedifferentieerd op niveau.
Partituur versie 1:
Bij deze versie is rekening gehouden met de klanksterkte. Hoe groter het plaatje wordt, des te harder de klank wordt gespeeld/gezongen.
De klas wordt bij deze partituur in 2 gedeeld. Groep 1 doet balk nummer 1 en 3, deze zijn ook aangegeven met nummer 1. Groep 2 doet tegelijkertijd met groep nummer 1 balk 2 en 4, deze zijn ook aangegeven met nummer 2. De groep wordt dus in 2 gedeeld, maar de groepen spelen tegelijkertijd hun eigen balk.
Partituur versie 2:
Deze partituur kan gespeeld worden wanneer partituur 1 goed gaat. Deze partituur is dus moeilijker.
Bij deze versie is rekening gehouden met de klanksterkte, klankhoogte en klankduur. Deze partituur is met streepjes gemaakt.
- De lengte van het streepje bepaald de klankduur. Een lang streepjes is een lange klank en een kort streepje is een korte klank. groter het plaatje wordt,
- De streepjes staan hoog of laag genoteerd. Een hoog streepje is een hoge toon en een laag streepje is een lage toon.
- Bij de boogjes wordt de klank van laag naar hoog en weer naar laag gezongen.
Deze 3 kenmerken worden gecombineerd in deze partituur.
De klas wordt bij deze partituur in 2 gedeeld. Groep 1 doet balk nummer 1 en 3, deze zijn ook aangegeven met nummer 1. Groep 2 doet tegelijkertijd met groep nummer 1 balk 2 en 4, deze zijn ook aangegeven met nummer 2. De groep wordt dus in 2 gedeeld, maar de groepen spelen tegelijkertijd hun eigen balk.
zaterdag 24 oktober 2015
Lied aanleren
Bij deze opdracht moeten we een lied aanleren volgens het OMOKVAR model.
Dit model staat voor:
O - Ontwerp. Dit is de voorbereiding. Hierin staat centraal wat de beginsituatie van de leerlingen is. Dus welke ervaring ze al hebben met het lied. Het les doel wordt hier ook in verwerkt. Ook bepaal je hier welke materialen er beschikbaar zijn.
M - Muzikale Opening en inleiding - Hierin staat de opening van de les centraal. Je begint met een leuke muzikale opening waardoor de leerlingen geïnteresseerd en geprikkeld worden. Dit aangesloten aan de leerbehoefte. Vanuit hier bepaal je samen met de leerlingen hoe de les verder gaat verlopen.
K- Kern. In de kern zijn de leerlingen muzikaal actief. De leerkracht heeft een begeleidende rol. Dit zou bijvoorbeeld bij dit onderwerp betekenen dat de leerkracht op dit moment de kinderen het lied aanleert. Hierin staat ook samenwerking centraal.
V- Verwerking - Wanneer de leerlingen denken het lied te beheersen, gaan we in deze fase de leerlingen uitdagen om de grenzen van hun mogelijkheden te verkennen. Het wordt bijvoorbeeld moeilijker gemaakt door bij een bepaald woord te klappen of te draaien.
A- Afsluiting - Hierbij wordt de les afgesloten. Het is bijvoorbeeld mogelijk om het lied nu helemaal te zingen.
R- Reflectie - Hierin wordt bekeken of het gemaakte lesplan overeenkomt met de doelen die behaald zijn in de praktijk. Hierin wordt ook geëvalueerd over de wat ze van de les vonden.
Bron: Vrolijk, R. (2013). Nieuw geluid. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers bv
Ik heb deze les ontworpen voor mijn stageklas. Ik loop stage in groep 6a.
Ontwerp:
De kinderen hebben al vaker een lied gezongen, maar nog nooit in canon. Tevens hebben de kinderen dit lied nog nooit gezongen. Het doel van dit lied aanleren is dat de kinderen in canon leren te zingen. Ik heb het digibord nodig als hulpmiddel. Op het digibord zal ik de tekst van het lied projecteren.
Muzikale Opening en inleiding:
Als lesopening vraag ik om alle kinderen te gaan staan en om twee-tallen te maken. Ik leg de kinderen uit dat we in spiegelbeeld gaan bewegen. Vervolgens zet ik een willekeurige muziekje op waarop de nummers 1 gaan bewegen. Kind nummer 2 moet de nummer 1 precies na doen maar dan in spiegelbeeld. Na een minuut wisselen de rollen om, dus dan gaan de nummers 2 de bewegingen bedenken, Na de minuut worden er andere twee-tallen gemaakt en volgt de opdracht nog een keer. Na dit inleidende spel vertel ik de kinderen wat het lesdoel is. Dit is het aanleren van een lied in canon. Ik zal kort uitleggen wat een lied in canon zingen is, hierbij wordt de link gelegd met het bewegen in spiegelbeeld.
Kern:
Nadat we besproken hebben wat we gaan doen, zal ik het liedje voorzingen. Nadat ik het liedje heb voorgezongen vraag ik aan de kinderen of er iets is opgevallen aan de tekst van het liedje. Ik hoop dat de kinderen hierbij zeggen dat alles tegenovergesteld wordt gezegd net zoals het bewegen in spiegelbeeld. Vervolgens laat ik de tekst op het digibord zien. Nu zijn de kinderen aan de beurt. Het refrein is het makkelijkste stuk uit het lied. Ik ga hierna het lied nogmaals zingen waarbij ik vraag of de kinderen het refrein mee willen zingen. Ik zing hierna nog een aantal keer waarbij de kinderen het refrein meezingen. Vervolgens vraag ik aan de kinderen of ze het hele lied met mij mee willen zingen. Wanneer we dit 2 keer hebben gedaan, laat ik de kinderen het lied zelf nog 2 keer zingen.
Verwerking:
Als verwerking wil ik de leerlingen uitdagen om in 2 groepen te gaan zingen. Ik deel de klas hierbij in 2 groepen in. Ik leg uit dat we nu in canon gaan zingen, zoals we hebben gezegd tijdens de lesopening. Er wordt aan beide groepen verteld wie wanneer moet beginnen. Ik zing zelf het hele lied mee en begeleid de leerlingen wanneer ze moeten beginnen. Wanneer dit goed gaat laat ik de groepen wisselen van beginpositie. Als extra verwerkingsopdracht kan ik de kinderen uitdagen om met hun groep de woorden uit te beelden tijdens het zingen. Bijvoorbeeld 'Ik zeg hoog, ik zeg laag' Groep A gaat dan op de tenen staan en groep B gaat door de knieën. Deze verwerking kan alleen worden toegepast wanneer de kinderen het lied goed kunnen zingen in canon.
Afsluiting:
Tot slot laat ik dit lied door jongens tegens de meisjes zingen. Hierbij volg ik dezelfde procedure waarbij ik de kinderen begeleid met het startmoment.
Reflectie:
Als reflectie vraag ik aan de kinderen wat ze van de les vonden. Vervolgens bedenk ik zelf of ik mijn lesdoel heb behaald en of ik me aan mijn lesplan heb gehouden.
Feedback van een medestudent.
Voor deze opdracht heb ik feedback gevraagd van mijn klasgenoot Jara Kieft, klas 1C.
Het lied sluit goed aan bij de leeftijd van de kinderen. Je hebt een goede opbouw in de les verzorgd, waarbij je rekening hebt gehouden met de beginsituatie. De opdracht die je als extra verwerking hebt bedacht is erg leuk. Met een opdracht naast het zingen krijg je kinderen die iets minder actief waren, weer actief bij de les betrokken. Daar heb je goed aandacht aan geschonken. De muzikale inleiding vind ik goed bedacht met het spiegelbeeld, maar misschien had je de inleiding iets muzikaler kunnen maken door meer mondelinge muziek in de opening er bij te brengen. De opening is nu vooral gericht op bewegen. Ik vind de les erg leuk bedacht met een goede differentiatie er in verwerkt, Ik zou de les zelf ook zo willen geven.
Dit model staat voor:
O - Ontwerp. Dit is de voorbereiding. Hierin staat centraal wat de beginsituatie van de leerlingen is. Dus welke ervaring ze al hebben met het lied. Het les doel wordt hier ook in verwerkt. Ook bepaal je hier welke materialen er beschikbaar zijn.
M - Muzikale Opening en inleiding - Hierin staat de opening van de les centraal. Je begint met een leuke muzikale opening waardoor de leerlingen geïnteresseerd en geprikkeld worden. Dit aangesloten aan de leerbehoefte. Vanuit hier bepaal je samen met de leerlingen hoe de les verder gaat verlopen.
K- Kern. In de kern zijn de leerlingen muzikaal actief. De leerkracht heeft een begeleidende rol. Dit zou bijvoorbeeld bij dit onderwerp betekenen dat de leerkracht op dit moment de kinderen het lied aanleert. Hierin staat ook samenwerking centraal.
V- Verwerking - Wanneer de leerlingen denken het lied te beheersen, gaan we in deze fase de leerlingen uitdagen om de grenzen van hun mogelijkheden te verkennen. Het wordt bijvoorbeeld moeilijker gemaakt door bij een bepaald woord te klappen of te draaien.
A- Afsluiting - Hierbij wordt de les afgesloten. Het is bijvoorbeeld mogelijk om het lied nu helemaal te zingen.
R- Reflectie - Hierin wordt bekeken of het gemaakte lesplan overeenkomt met de doelen die behaald zijn in de praktijk. Hierin wordt ook geëvalueerd over de wat ze van de les vonden.
Bron: Vrolijk, R. (2013). Nieuw geluid. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers bv
Ik heb deze les ontworpen voor mijn stageklas. Ik loop stage in groep 6a.
Ontwerp:
De kinderen hebben al vaker een lied gezongen, maar nog nooit in canon. Tevens hebben de kinderen dit lied nog nooit gezongen. Het doel van dit lied aanleren is dat de kinderen in canon leren te zingen. Ik heb het digibord nodig als hulpmiddel. Op het digibord zal ik de tekst van het lied projecteren.
Muzikale Opening en inleiding:
Als lesopening vraag ik om alle kinderen te gaan staan en om twee-tallen te maken. Ik leg de kinderen uit dat we in spiegelbeeld gaan bewegen. Vervolgens zet ik een willekeurige muziekje op waarop de nummers 1 gaan bewegen. Kind nummer 2 moet de nummer 1 precies na doen maar dan in spiegelbeeld. Na een minuut wisselen de rollen om, dus dan gaan de nummers 2 de bewegingen bedenken, Na de minuut worden er andere twee-tallen gemaakt en volgt de opdracht nog een keer. Na dit inleidende spel vertel ik de kinderen wat het lesdoel is. Dit is het aanleren van een lied in canon. Ik zal kort uitleggen wat een lied in canon zingen is, hierbij wordt de link gelegd met het bewegen in spiegelbeeld.
Kern:
Nadat we besproken hebben wat we gaan doen, zal ik het liedje voorzingen. Nadat ik het liedje heb voorgezongen vraag ik aan de kinderen of er iets is opgevallen aan de tekst van het liedje. Ik hoop dat de kinderen hierbij zeggen dat alles tegenovergesteld wordt gezegd net zoals het bewegen in spiegelbeeld. Vervolgens laat ik de tekst op het digibord zien. Nu zijn de kinderen aan de beurt. Het refrein is het makkelijkste stuk uit het lied. Ik ga hierna het lied nogmaals zingen waarbij ik vraag of de kinderen het refrein mee willen zingen. Ik zing hierna nog een aantal keer waarbij de kinderen het refrein meezingen. Vervolgens vraag ik aan de kinderen of ze het hele lied met mij mee willen zingen. Wanneer we dit 2 keer hebben gedaan, laat ik de kinderen het lied zelf nog 2 keer zingen.
Verwerking:
Als verwerking wil ik de leerlingen uitdagen om in 2 groepen te gaan zingen. Ik deel de klas hierbij in 2 groepen in. Ik leg uit dat we nu in canon gaan zingen, zoals we hebben gezegd tijdens de lesopening. Er wordt aan beide groepen verteld wie wanneer moet beginnen. Ik zing zelf het hele lied mee en begeleid de leerlingen wanneer ze moeten beginnen. Wanneer dit goed gaat laat ik de groepen wisselen van beginpositie. Als extra verwerkingsopdracht kan ik de kinderen uitdagen om met hun groep de woorden uit te beelden tijdens het zingen. Bijvoorbeeld 'Ik zeg hoog, ik zeg laag' Groep A gaat dan op de tenen staan en groep B gaat door de knieën. Deze verwerking kan alleen worden toegepast wanneer de kinderen het lied goed kunnen zingen in canon.
Afsluiting:
Tot slot laat ik dit lied door jongens tegens de meisjes zingen. Hierbij volg ik dezelfde procedure waarbij ik de kinderen begeleid met het startmoment.
Reflectie:
Als reflectie vraag ik aan de kinderen wat ze van de les vonden. Vervolgens bedenk ik zelf of ik mijn lesdoel heb behaald en of ik me aan mijn lesplan heb gehouden.
Feedback van een medestudent.
Voor deze opdracht heb ik feedback gevraagd van mijn klasgenoot Jara Kieft, klas 1C.
Het lied sluit goed aan bij de leeftijd van de kinderen. Je hebt een goede opbouw in de les verzorgd, waarbij je rekening hebt gehouden met de beginsituatie. De opdracht die je als extra verwerking hebt bedacht is erg leuk. Met een opdracht naast het zingen krijg je kinderen die iets minder actief waren, weer actief bij de les betrokken. Daar heb je goed aandacht aan geschonken. De muzikale inleiding vind ik goed bedacht met het spiegelbeeld, maar misschien had je de inleiding iets muzikaler kunnen maken door meer mondelinge muziek in de opening er bij te brengen. De opening is nu vooral gericht op bewegen. Ik vind de les erg leuk bedacht met een goede differentiatie er in verwerkt, Ik zou de les zelf ook zo willen geven.
dinsdag 13 oktober 2015
Reflectie monster van Lochness
Deze reflectie opdracht gaat over een ansichtkaart van het monster van Lochness.
Ik ben daarna op deze manier verder gegaan. Hieruit ontstond mijn monster, inclusief zijn schubben en details.De vorm is duidelijk terug gekomen na het aanbrengen van de structuur van het monster, dit heb ik gedaan zodat het één geheeld werd. Ook heb ik de achtergrond en schaduw met Oost-Indische inkt en een kroontjespen gemaakt.
Uiteindelijk heb ik met ecoline, water en penselen mijn tekening kleur gegeven, om van de tekening één mooi geheel te maken . Ik heb hierbij eerst de grote vlakken kleur gegeven en vervolgens ben ik aan de kleinere delen begonnen. En
uiteindelijk is het eindresultaat ontstaan
Betekenis:
De opdracht
was om een ansichtkaart te maken met daarin het monster van Loch Ness. Een
monster ziet er in mijn mening groot en vooral eng uit. Dit zie je ook terug
komen in kinderboeken en verhalen. Monsters worden bij dit soort verhalen ook
altijd erg groots uitgebeeld. Mijn associaties bij dit onderwerp waren dus ook
kinderverhalen, kinderboeken en vooral ook mythes. Het verhaal over het monster
van Loch Ness is mythe en dit kwam ook als eerste in mij op. Het is ook
opvallend dat het monster van Loch Ness in kinderprogramma’s voor komt..
Vorm:
Zoals in het
eindresultaat te zien is kun je zien dat ik een afwisseling heb gemaakt tussen
kromme en rechte lijnen. Deze rechte lijnen zijn vooral gebruikt bij de ‘enge’
delen van het monster. Door rechte lijnstukken te gebruiken krijg je het effect
dat het monster er enger en gevaarlijker uit gaat zien. Je kunt ook zien dat ik
een organische vorm heb gekozen voor dit project, dit komt doordat het vooral
om het monster draait en minder om de achtergrond. Om het monster groter er uit
te laten zien, heb ik gebruik gemaakt van het beeldaspect centrale compositie. Hierbij staat
het belangrijkste element in het midden van het beeldvlak en oogt hierdoor
groter en dus ook gevaarlijker. Van het beeldaspect kleur is goed gebruik gemaakt door de afstekende kleuren. De groene kleur valt goed op tegen de zwarte en lichtblauwe achtergrond. Ik heb voor deze kleuren gekozen omdat een meer een grauwe, mistige en enge gedachte moet oproepen. Dit zie je terug in de grijze en donkere tinten. Het monster heeft een groene kleur, zodat deze goed opvalt en uit het blad springt.
Materie:
Als
ondergrond heb ik gebruik gemaakt van een wit A5 vel, dit vel stelt de
ansichtkaart voor. Ik heb een potlood gebruikt om de grote basislijnen uit
tekenen. Vervolgens ben ik begonnen met Oost-Indische inkt en een kroontjespen.
Hiermee heb ik contouren en laatste lijnen uitgetekend zodat het plaatje in
zijn geheel af was. De ansichtkaart was hierdoor in zijn geheel zwart-wit. Om
dit te veranderen heb ik met een penseel, ecoline en water de tekening
ingekleurd. Ik had graag nog met wat andere materialen gewerkt zodat ik ervoor
kon zorgen dat het monster er enger en spectaculairder uit zou gaan zien. Om
hier voor te zorgen had ik graag gebruik gemaakt van andere soorten papier,
vilt, lijm, kleine harde materialen zodat je dit in het monster kon verwerken,
hiermee bedoel ik dat je hierdoor heel goed de huid van het monster mee had
kunnen nabootsen.
Beschouwing:
Ik heb me eerst georiënteerd door op internet
plaatjes te zoeken van het monster van Loch Ness. Hier stonden veel
verschillende plaatjes op, maar als je goed keek kon je ook wel wat
overeenkomsten vinden tussen de plaatjes. Zo zag je bij veel plaatjes dat het
monster een lange nek had en een ronde kop. Dit heb ik terug laten komen in
mijn eigen versie van het monster van Loch Ness. Zoals in het eindresultaat te
zien is heeft mijn monster ook een lange nek en een ronde kop. Zelf vond ik dit
er niet eng genoeg uitzien, daarom heb ik nog meer plaatjes opgezocht van
monsters. Hierbij waren er ook weer veel verschillen maar ook overeenkomsten.
De overeenkomst tussen deze plaatjes is dat je vaak zag dat monsters grote
uitsteeksels op zich hadden. Uiteindelijk heb ik dus een combinatie gemaakt van
de plaatjes van het monster van Loch Ness en de plaatjes van algemene monsters.
Dit kun je goed terug zien in mijn eigen creatie, want die bevat een lange nek,
een ronde kop en grote uitsteeksels.
Werkwijze:
De
materialen waar er mee is gewerkt bij deze opdrachten waren bij mij een al
enigszins bekend. Het is erg lang
geleden dat ik met deze producten heb gewerkt. Naast dat het lang geleden is
geweest, ben ik ook niet vaak in aanraking geweest met deze techniek. Ik vond
het wel lastig om geen omtrekken neer te zetten, maar wel om het monster te
vullen met figuurtjes zodat je het monster langzaam opbouwde. Het inkleuren met
ecoline vond ik daarentegen niet lastig. Ik vond het inkleuren met ecoline
juist makkelijker dan met plakkaatverf ergens kleur aan geven. Dit kwam doordat
je de kleuren heel mooi kon mengen en over elkaar heen aan kon brengen zodat
het een mooie kleurcompositie werd.
Onderzoek:
Als eerste
stap heb ik me georiënteerd op plaatjes van het monster van Loch Ness en op
plaatjes van monsters. Dit heb ik gedaan zodat ik een idee had van hoe monsters er ongeveer uitzagen, wat de vormen zijn van een monster. Bovendien heb ik deze afbeeldingen gezocht om inspiratie op te doen. Na enige tijd gezocht te hebben, heb ik twee afbeeldingen uitgekozen. Ik heb deze afbeeldingen gebruikt als inspiratiebron.
Als tweede
stap heb ik een schetsen met potlood gemaakt, deze schetsen zijn gebaseerd op
de twee afbeeldingen die ik gevonden had. Ik heb mijn eigen versie hiervan met
potlood gemaakt. Het was handig om schetsen te maken, want dan heb je een leidraad voor het echte product wat ik wilde gaan maken.
Vervolgens
heb ik een nieuw papier gepakt. Ik heb hierop de grote lijnen uitgetekend zoals
de horizon en de berg. Hierbij heb ik het overlappingsperspectief gebruikt., tevens is het beeldaspect schaduw naar voren gekomen, want een berg geeft schaduw en om dit realistisch te maken is het goed om schaduw terug te laten komen. Vervolgens ben ik de contouren van het monster gaan
tekenen zodat mijn verbeterde en definitieve monster op papier ontstond.
Hierna heb
ik de grootste lijnen met Oost-Indische inkt aangebracht, dit heb ik gedaan zodat ik een motief kon gaan invullen van de schubben etc.. Van hier uit ben ik
het monster vorm gaan geven met schubben, stekels etc.
Ik ben daarna op deze manier verder gegaan. Hieruit ontstond mijn monster, inclusief zijn schubben en details.De vorm is duidelijk terug gekomen na het aanbrengen van de structuur van het monster, dit heb ik gedaan zodat het één geheeld werd. Ook heb ik de achtergrond en schaduw met Oost-Indische inkt en een kroontjespen gemaakt.
Uiteindelijk heb ik met ecoline, water en penselen mijn tekening kleur gegeven, om van de tekening één mooi geheel te maken . Ik heb hierbij eerst de grote vlakken kleur gegeven en vervolgens ben ik aan de kleinere delen begonnen.
Wat vind je geslaagd? Leg uit.
De kleuren
en de manier waarop ik die heb toegepast vind ik erg mooi tot zijn recht komen.
Het water heeft een mooie blauwe kleur waar ik groen tinten doorheen heb gemixt
zodat het water een beetje troebel lijkt zoals in een echt meer. Verder ben ik
erg blij met het beeld perspectief die ik heb toegepast. Dit komt neer op
kikkerperspectief want het monster lijkt erg groot. Ook ben ik blij met de
schaduw die ik heb aangebracht in de tekening.
Wat kon beter? Waarom?
Ik vind dat
de vorm van het monster beter had gekund. Door de stekels en tanden zie je wel
dat het een monster moet zijn, maar het lichaam had een betere vorm kunnen
hebben. Ik had bijvoorbeeld het monster meer hoekige vormen kunnen geven in
zijn lichaam ipv. de ronde vormen.
Abonneren op:
Posts (Atom)